zondag 10 april 2011

Aankomst in Nieuw Formosa

Wanneer de Gulden Griffioen Nieuw Formosa nadert, lijkt het schip eerst af te stevenen op een witte muur. De scheepsjongen, die er nog niet geweest was, keek bezorgd naar de kapitein. Die keek vastberaden voor zich uit, dus de scheepsjongen zweeg over zijn bezorgdheid dat er nergens wat te zien was. In volle vaart stevenden ze op de kliffen af. Langs links en rechts was al een rotsblok te zien, nauwelijks boven de waterspiegel, maar met Bent aan de boeg en Karel aan het roer leek het niemand wat te deren. De Griffioen kliefde door het water, en pas op het allerlaatste moment werden de zeilen gereefd, het anker uitgegooid en de trossen uitgeworpen. De Griffioen lag aan een houten aanlegsteiger, vlak voor de witte muur. "De muren van Nieuw Formosa!" riep Bent grijnzend naar de scheepsjongen die bijna even bleek als de muur zag.

Eenmaal aan land liep er een pad naar de witte muur, en pas toen was er een trap zichtbaar, die tegen de loodrechte rotswanden was aangebracht en steil naar boven liep. Nauwelijks een meter breed was de trap, en terwijl de passagiers zich afvroegen wie het snelst hoogtevrees zou krijgen, begon de bemanning met het uitladen van het schip. Alles werd naar een soort lift gebracht, een houten palet dat met een systeem van koorden en katrollen zonder problemen naar boven gebracht kon. Bijna aan de top liep de trap de rotsen in. De bovenste gedeelten van de kliffen deden blijkbaar dienst als vesting: elke bezoeker moest door een nauwe gang waar verschillende nors uitziende soldaten hen bekeken. Een voor een legden ze de bezoekers de regels uit:

-Geen getrokken wapens of magie op straat
-Geen zwervers en geen gebedel
-Geen loslopende beesten

Toen iemand protesteerde keek de krijger naar enkele collega's dichtbij, die dreigend rond de amokmaker kwamen staan. "Indien meneer klachten heeft kan hij bij Huize Rozendael terecht, indien meneer zich gewapend verzet zullen wij ingrijpen." De man nam snel vijf goudstukken en drukte die in de hand van de bewaker, hem ervan verzekerend dat hij geen problemen wilde met Huize Rodendael en dat hij hoopte dat dit genoeg was om het voorval te doen vergeten.

De stad, of wat voor stad zou moeten doorgaan, had veel meer weg van een militaire vestiging dan van een stad. Overal liepen gewapende Mensen en slechts zelden klonk een kinderstem. De atmosfeer was drukkend en overal weerklonk gerammel van wapens of kettingen. Spoedig zagen de passagiers en bemanningsleden van de Griffioen waarvan dit kwam: een kolonne van een dozijn werklieden, waarvan de helft Halflings en de andere helft een allegaartje van rassen, passeerde hen, allen met kettingen aan hun voeten en bewaakt door twee soldaten, die hen aanmaanden sneller te gaan. In het midden van de stad lag de lokale herberg, "De Eedbreker". De waard, de halfling Jeremias Platvoet, verwelkomt iedereen vriendelijk en overstelpt bezoekers met tips en weetjes over de stad.

Zo wijst hij iedereen die erom vraagt naar de belangrijkste plaatsen en handelaren van de stad:
-De smid, Brutus Van den Hove
-De juwelier, Magnus Waterschoot
-De handelaar, volgens zichzelf, "handelaar in alles wat loshangt", Frits de Bruin
-De antiquarius en lokale weetal, Gerolf Kallewaart
-De tempel van Nodens, onder leiding van Priester Gavin Leeuwerik
-Het hoofdkwartier van Huize Rozendael
-De Mithrilmijnen in het oosten
-De Haven onderaan de rotsen

(Nota: handelaren van een stad van dit formaat hebben goederen met als max. waarde 300gp)

Van hem leren de bezoekers dat de soldaten, in feite huurlingen van de grootste handelsgilde van IJzermonde, de laatste tijd enorm onrustig zijn. Verder gaan ook het geruchten de ronde dat er een warlock gesignaleerd is, en dat de gnollstammen zich voorbereiden op een aanval. Er is bovendien een moord gepleegd, een van de gasten van Huize Rozendael werd dood aangetroffen op zijn kamer.

1 opmerking: